
Geert De Cubber keerde enthousiast terug van de Vaticaanse Synode over synodaliteit: “We hebben een lange en moeilijke weg afgelegd, maar het slotdocument is echt wel historisch.” © rr
Dat hij zo’n 11 jaar geleden diaken werd, is de schuld van zijn vrouw, die een folder meebracht over de opleiding, grapt hij. Geert De Cubber wist nauwelijks wat een diaken was, hij moest het googelen. Langzaam kwam hij tot de conclusie dat hij geen enkele reden kon verzinnen om het niet te doen. Hij begon met veel twijfels, maar geleidelijk opende zich een schitterende weg van bruggen bouwen in het eigen gezin, naar andere gezinnen, de geloofsgemeenschap en met de hele wereld errond. “Je wordt als diaken door de Kerk uitgezonden om naar de periferie te gaan. En om alle verhalen die je daar tegenkomt in de zondagse eucharistie mee te nemen aan de tafel van de Heer.”
Het profiel van de permanent diaken is niet zo duidelijk: je kunt er nog alle kanten mee uit…
“Dat klopt. Soms worden diakens als stoplap gebruikt om gaten te vullen en een systeem in stand te houden dat niet in stand te houden is. Daar pas ik voor. Ik ben in ons bisdom gedelegeerde voor communicatie, jongeren en synodaliteit en dat probeer ik op een diaconale manier in te vullen. Dat betekent dat ik altijd probeer oog en oor te hebben voor wie monddood gemaakt wordt in het bisdom en het beleid. De synode heeft mij nog versterkt in die houding. We moeten ons de vraag stellen: hebben we echt naar iedereen geluisterd? En als we iets voorstellen, is dat dan een eigen constructie of de vrucht van dat luisteren? Hoe kunnen we ervoor zorgen, door wat we doen en zeggen, dat we handen en voeten geven aan het evangelie? Hoe kunnen we Christus op de voorgrond plaatsen, zonder dat Hij zelfs genoemd wordt? Hoe kun je aan anderen iets laten proeven van Gods barmhartigheid? Als paus Franciscus zegt dat dat we naar een Kerk moeten gaan ‘para todos todos todos’, dan voel ik mij als diaken aangesproken.”
Hoe was het om als diaken op de synode te zijn?
“Het was wel bijzonder dat ik tijdens de synode het gezicht van de diakens was. Er zijn afgerond 50.000 diakens in de wereld, maar de spreiding is ongelijk. Ik zat op de synode aan tafel met een Afrikaanse bisschop. Ik stelde me voor als diaken en hij vroeg wanneer ik priester zou worden gewijd. Ik heb moeten uitleggen dat het diaconaat een aparte roeping is. Hij zei me: ‘Wij hebben geen diakens nodig, want wij hebben voldoende priesterroepingen.’ Dan gaat mijn diakenhart natuurlijk bloeden… Ik heb wel geprobeerd mijn medesynodegangers duidelijk te maken wat het profiel van een diaken is. Een diaken is niet geroepen om priester te zijn, maar om handen en voeten te geven aan het verhaal van de voetwassing. Dus ga je hem het meest vinden op voor de Kerk moeilijk bereikbare plaatsen. Dezelfde bisschop kwam later tijdens een koffiepauze zeggen dat hij over dat diaconaat verder zou nadenken. Een stap vooruit!”
Hoe beleef je je diaconaat in je job als woordvoerder?
“Ik denk dat in professionaliteit een heel grote dienstbaarheid zit: hoe kunnen we iets op een zo goed mogelijke manier doen? Tegelijk vind ik het als woordvoerder belangrijk om de dingen in perspectief te plaatsen. Je moet ook durven toe te geven dat er fouten gemaakt zijn. Ik denk dat niemand er belang bij heeft dat dingen mooier voorgesteld worden dan ze zijn. Het kan wel frustreren als je merkt dat de goede dingen dan weer niet opgepikt worden. We zitten als Kerk in de hoek waar de klappen vallen en dat werkt door in alles wat we doen en zeggen. Als ik zeg: ‘Ik werk voor de Kerk’, krijg ik vaak verwijten over het instituut te horen. Ik zeg dan dat ik niet geloof in een instituut, maar wel in mensen die proberen het evangelie te beleven, die een gemeenschap mee opbouwen. Daartoe voel ik me geroepen, in de eerste plaats als christen, maar ook als diaken.”
Sommigen vinden dat de Kerk te veel in een hoekje kruipt en niet meer communiceert over het goede dat er gedaan wordt.
“Dat klopt, maar we krijgen daar vaak de kans niet toe. Of we zien het niet, dat moeten we ook durven toe te geven. Je zit in een negatief frame en het is heel moeilijk daar tegenin te gaan. Tegelijk is het onze taak een tegenwicht te bieden met concrete verhalen van concrete mensen. Die maken het verschil. Kijk maar naar het evangelie, dat staat vol met verhalen. Wij komen uit een narratieve traditie, die we en cours de route wat verloren zijn.”
Voor je naar de tweede sessie van de synode ging, schreef je in Tertio dat het niet duidelijk was hoe de heikele thema’s zouden worden behandeld. Wat is jouw uiteindelijke indruk van de synode?
“Ik ben wel enthousiast teruggekeerd. We hebben een lange en moeilijke weg afgelegd. Ik vind het einddocument echt wel historisch, in de zin dat de paus geen postsynodale apostolische exhortatie schreef. Hij sloot zich aan bij het slotdocument, net omdat het synodaal tot stand was gekomen. ‘Jullie hebben als vertegenwoordigers van het volk van God gesproken. Ik heb daar niks aan toe te voegen’, zei hij. Dat is toch wel wat. In de recente geschiedenis is het zelfs de eerste keer dat dit gebeurt.”
Toch was er ook kritiek op het parkeren van belangrijke inhoudelijke thema’s in werkgroepen…
“Daar heb ik het ook moeilijk mee. Sommigen opperden dat we nog een derde sessie moeten doen, maar dat voorstel is niet in aanmerking genomen. We hebben er wel op aangedrongen dat die studiegroepen op een zo synodaal mogelijke manier werken. Ik kan mij voorstellen dat een volgende synode zal gaan over het ambt. Eerder dan een eindpunt is dit een begin, waarbij we nog niet zo goed kunnen inschatten wat het uiteindelijk zal worden. Het heeft me wel teleurgesteld dat de fameuze studiegroep 5 over het vrouwelijk diaconaat met kardinaal Victor Manuel Fernandez als voorzitter zo slecht communiceerde. Er was grote consternatie dat de prefect er niet was. We mochten onze vragen opschrijven en dan zouden ze die doorgeven. Dat was tegen alle afspraken. Ik was niet de enige die daar verontwaardigd over was, omdat elk gesprek geweigerd werd en dat gaat in tegen alles waar synodaliteit voor staat. Op het einde van de synode is er dan toch een gesprek geweest met Fernandez. Op Vatican News hoor je onze verontwaardiging in de manier van vragen stellen. Fernandez is ook tussendoor nog eens verschenen, maar toen heeft hij het voor mij zo mogelijk nog erger gemaakt door diakens te omschrijven als ‘gewijde misdienaars’. Tijdens de daaropvolgende koffiepauze kwam Iedereen bij mij om te vragen hoe het met me ging.” (lacht)
“We zijn onze narratieve traditie wat verloren.”
“Ik neem het niet persoonlijk op, maar als dat het enige is wat je zegt over diakens en over het diaconaat, is het wel wat mager, hè? Daarom vind ik het wel heel belangrijk dat in paragraaf 60 van de slottekst staat dat de vraag naar de toegang van vrouwen tot het diaconaat nog open is, en verder onderscheiden moet worden. Vanuit een westerse bril is dat heel bescheiden, maar vanuit de wereldkerk een hele stap!”
Wellicht is de grootste verdienste van de synode de methode die er gebruikt werd?
“Zeker, en dat vanuit de overtuiging dat we met synodaal werken het evangelie dichter bij mensen brengen. Onder Johannes Paulus II en Benedictus XVI was het ondenkbaar dat diakens en leken – ook vrouwen – zouden deelnemen aan de synode. Het is het begin van een evolutie waarvan we niet weten wat het einde zal zijn, maar iedereen besefte tijdens de synode: there is no turning back. Dit is de manier waarop we verder willen doen. Het is op zich al wonderlijk dat je 350 mensen met zulke verschillende achtergronden uit alle mogelijke culturen samenzet aan 35 tafels en dat ook nog eens compliceert door te zeggen: ‘Weet je wat? We gaan daar niet alleen kardinalen en bisschoppen zetten, maar ook leken, gewone priesters en religieuzen.’ De methode van het gesprek in de Geest werkte echt wel. Mensen die anders mekaar zeker nooit zullen opzoeken, zag je met elkaar praten.”
Wat moeten we ons voorstellen bij een “gesprek in de Geest”?
“Als een soort contemplatieve dialoog. Je krijgt een thema aangereikt uit het werkdocument ter voorbereiding van de synode. De eerste vraag is: wat treft je daarin? Wat heb je daar zelf over te zeggen? Tussendoor zijn er ook gebedstiltes, om duidelijk te maken: dit is niet mijn project. De Geest is de enige hoofdrolspeler. In een tweede ronde wordt de vraag gesteld: wat heb jij, tafelgenoot, mij te bieden? Wat heeft je getroffen in wat hier verteld is? Dat kan positief, maar ook negatief zijn. Dus we proberen op die manier de convergenties en de divergenties op het spoor te komen. En de derde fase is: wat heeft onze tafel de 34 andere tafels, het grotere geheel, te bieden? Dat is een wat vrijer gesprek om te komen tot een consensus die we kunnen meedelen aan de rest van de synode. Dat is iets wat echt werkt. Je leert luisteren, wat erg moeilijk is. Het is een echte dialoog, geen debat of discussie.”
“De synode is een teken van hoop. We mogen dat niet onder tafel schuiven.”
“Dat betekent niet dat er geen tegenstellingen aan het licht kunnen komen. Je zou die methode ook goed bij conflicten kunnen gebruiken, om te proberen te benoemen waar precies de knoop ligt.”
Ook bruikbaar dus voor de Vlaamse Kerk?
“Zeker. Ik denk aan situaties waarin we moeten beslissen hoe het verdergaat met onze parochies. Waar gaan we de zondagsviering doen en waar niet? Je luistert echt naar elkaar en kijkt wat de voor- en nadelen zijn. Het vergt wel van iedereen openheid, dat je je eigen dada’s loslaat, en is op die manier een heel grote les in nederigheid, omdat je de verscheidenheid toelaat en ermee aan de slag gaat. Een gesprek in die Geest heeft als voordeel dat je op zijn minst probeert om iedereen mee te krijgen. Daar moeten we nog hard aan werken, want tussen droom en daad ligt nog een hele weg die we moeten afleggen. De synode wil bijvoorbeeld diocesane en parochiale raden verplichten. Dan zouden we kunnen zeggen: check, die hebben we al. Oké, maar werken die raden ook synodaal? Daar ben ik niet van overtuigd. Veel vergaderingen beginnen met een gebed, maar daarna gaat men over tot de orde van de dag. Kunnen we ook ‘biddend vergaderen’? Ik bedoel: een manier waarin we samen zoeken naar de Geest? Dat is iets waar we echt nog wel stappen in te zetten hebben op alle mogelijke beleidsniveaus.”
Kan de samenleving iets leren van de synodale weg?
“Absoluut. Als je ziet hoeveel mensen daar samenzitten uit conflictgebieden en toch met elkaar spreken, dan zouden we dit goed kunnen gebruiken in deze zo gepolariseerde en rancuneuze wereld. In die zin is de synode een gigantisch teken van hoop. We mogen dat echt niet onder tafel vegen.”
Nu de wereldkerk aan het Jaar van de Hoop begint, kunnen we moeilijk verhullen dat onze Vlaamse Kerk een beetje gedeprimeerd tot wanhopig lijkt. Wat mogen we nog hopen?
“Heel simpel: teruggaan naar de bron, maar blijkbaar zijn we dat ook een beetje kwijt. De Britse dominicaan Timothy Radcliffe verwoordde het in zijn retraite bij de eerste synodesessie heel mooi: we zijn allemaal gelijken, of we nu bisschop, religieus, priester of diaken zijn. Die gelijkheid kunnen we terugvoeren tot ons doopsel. We moeten ons doopsel herontdekken. We blijven heel dikwijls steken aan de oppervlakte, bij de problemen die we hebben. We spreken minder over de vreugde die we voelen, over wat het betekent om christen te zijn. Ik denk dat we daar echt wel stappen kunnen zetten naar verinnerlijking, zonder dat we de problemen die er zijn die onder de mat vegen. We moeten ermee aan de slag, maar het maakt een verschil met welke instelling we dat doen. Vanuit een soort wanhoop om het aflopend verhaal? Of geloven we als gedoopten echt wel in de verrijzenis? Als we dat als vertrekpunt nemen, komen we ergens anders uit dan wat nu dikwijls het geval is. De synodaliteit geeft ons een grote kans om vanuit dat innerlijke te kijken naar onze parochie en onze structuren.”
En dan kunnen we misschien wel de wereld in trekken?
“Jazeker, en ik denk dat diakens daarin voortrekkers kunnen zijn. Hun diaconaal engagement naar de armen moet je breed zien. Iemand zei me op de synode: ‘Ook jongeren zijn arm aan zin, en weten niet waarheen.’ Als diaken kun je proberen met hen op weg te gaan, hen woorden te geven voor dat waarnaar ze op zoek zijn. Woorden die hen treffen. Een soort geestelijke begeleiding dus. Op zoek gaan naar nieuwe wegen, zonder de aandacht te verliezen voor de mensen die er nog zijn. Die mogen we niet verliezen. Het is geen of-of-verhaal.”
Je noemt jongeren. In elke parochie zeggen ze: we moeten de jongeren in onze kerken krijgen.
“Jongeren bereik je op de plaats waar ze zijn. In de scholen bijvoorbeeld, er zijn genoeg diakens die leerkracht zijn. En wat mij betreft, mag dat ook breder. Op festivals of in sportclubs loopt het vol jongeren. Maar zijn we daar ook als Kerk? We denken nog heel erg kerkintern, in termen van mensen naar de kerk krijgen. Je moet bereid zijn je te laten aanspreken op je geloof en daar iets over te vertellen. Ik heb de beste en de mooiste pastorale gesprekken van de afgelopen vier jaar in de sportclubs van mijn zoons. Het is niet dat ik daar binnenkom met een kruis op mijn borst en zeg van: ‘Alleluja, ik kom hier het woord Gods verkondigen.’ Zo werkt het niet. Wel door mensen te leren kennen die jou leren kennen. Ze vertellen al eens iets, over relaties of authentieke ontmoetingen in wat we ‘buiten de Kerk’ noemen. Maar ís dat wel buiten de Kerk?”
Verder lezen?
Log in op uw Tertio account en lees meteen verder
Nog geen account? Neem een digitaal abonnement en lees meteen verder.
Of maak een Tertio proefaccount aan en lees 1 maand gratis online!
Lees ook deze artikels...

“We zijn zowel antenne als zender in de Kerk”

“Nadenken over warme gemeenschappen”
