© rr
“Aan een van de wanden van het lege hotel hangt een fotokader van de eerste Solvay-conferentie in 1911, waar het allemaal begon”, luidt de allerlaatste zin van Voordat de bom viel van Cynrik De Decker. Het boek belicht de Belgische betrokkenheid bij de ontwikkeling van het eerste kernwapen. Het hotel in kwestie is het Brusselse hotel Métropole, dat momenteel volledig wordt gerestaureerd met het oog op een heropening.
In het legendarische hotel discussieerde Albert Einstein meermaals met Marie Curie, Werner Heisenberg en Niels Bohr over nucleaire wetenschap. In 1939 overtuigde de Duitse Nobelprijswinnaar president Franklin Roosevelt ervan dat in de Belgische kolonie het puurste uranium gedolven werd, en dat er werk moest worden gemaakt van een onderzoek naar een atoombom. Dat Einstein een rol speelde bij de ontwikkeling van het atoomwapen, is alom geweten. Dat die bom niet mogelijk zou zijn geweest zonder de hulp van enkele Belgen, is dat veel minder.
Sengier en co
Aan de hand van buitenlandse archiefstukken reconstrueert De Decker in Voordat de bom viel hoe één Belg de nodige grondstof leverde voor de atoombommen Little Boy en Fat Man. De man in kwestie was Kortrijkzaan Edgar Sengier (1879-1963). Hij maakte van Union Minière du Haut Katanga een wereldleider in onder meer radium en uranium.
“Het verhaal van de inzet van twee kernwapens kent vele facetten en evenveel grijstinten.”
“Slechts één land heeft de controle over de voorraad grondstof om de machtigste bom te maken: België”, schrijft De Decker. Sengier bracht het Congolese uranium uit de mijn van Shinkolobwe in het zuiden van Congo in handen van de Amerikanen, die het nodig hadden voor het Manhattan Project, het ultrageheime ontwikkelingsproject dat tijdens de Tweede Wereldoorlog de eerste atoombom voortbracht.
Nog twee landgenoten speelden een cruciale rol bij de totstandkoming van het dodelijkste wapen ooit. Ze verrichtten in Amerikaanse laboratoria baanbrekend onderzoek voor het Manhattan Project. Aan het begin van het boek publiceert De Decker een lijst met namen van onder andere politici, geheim agenten, industriëlen en wetenschappers die een rol speelden in wat een afschuwelijk drama zou worden. Daarin wordt meteen Georges Joris (1912-1996) genoemd, een Belgisch chemicus die in het kader van het Manhattan Project onderzoek deed naar zwaar water. Charles Pecher (1913-1941), een Belgische dokter en onderzoeker, wordt in de rolverdeling van De Decker vermeld als iemand die samenwerkte met de broers John en Ernest Lawrence. Laatstgenoemde was eveneens een onderzoeker verbonden aan het ultrageheime atoomproject van de Amerikanen.

Edgar Sengier was een sleutelfiguur bij de levering van uranium uit Congo voor het Amerikaanse atoomprogramma © Wikipedia
Geen moreel oordeel
“Het is lang niet uitgesloten dat er nog Belgen verborgen zitten tussen de tientallen tonnen papier die het project achterliet”, schrijft De Decker. “Toen ik de betrokken families contacteerde, reageerden die verwonderd en soms ook achterdochtig, want ‘vader’ had na de oorlog niet zo heel veel over die episode verteld”, merkt de auteur op.
“Het is niet denkbeeldig dat deze mensen, die volgens mij op het moment dat ze ingeschakeld waren niet goed op de hoogte waren welke draagwijdte hun bijdrage zou hebben, sinds augustus 1945 met gemengde gevoelens zaten. Bovendien waren ze nog decennialang aan geheimhouding gebonden. In dit boek vel ik echter geen moreel oordeel. Het verhaal van de inzet van twee kernwapens kent vele facetten en evenveel grijstinten”, schrijft de auteur in zijn verantwoording.
Geesten
Congo is vele decennia later nog altijd even rijk aan waardevolle grondstoffen. “Duizenden Congolezen hakken met gevaar voor eigen leven naar de kostbare mineralen waar de mens in de 21ste eeuw naar snakt: coltan voor de mobiele telefoon, kobalt voor de elektrische auto”, stelt de auteur vast. “Wat er met het uranium gebeurt dat nog steeds aan de oppervlakte komt, is minder duidelijk”, schrijft de Decker, die eraan toevoegt dat de mijnkrater van Shinkolobwe is afgezet met metershoge prikkeldraad.
“Nu ook de Congolezen beseffen waarvoor hun bodemrijkdommen 75 jaar geleden werden gebruikt, fluisteren ze dat in de diepe holte de geesten dwalen van de slachtoffers van Hiroshima en Nagasaki”, aldus De Decker, die zijn boek publiceerde in 2020.

Locatie van Shinkolobwe op de kaart van Congo. © Wikipedia

Cynrik De Decker, Voordat de bom viel. Hoe Belgen de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki mogelijk maakten, Houetkeit, Antwerpen, 2020, 232 blz.
Lees ook deze artikels...
Eerherstel voor het Heilig Hart
Verhalen over de transitie van religieuze plekken

