“In grotere gevangenissen loopt het binnen de kortste keren fout”, meent voormalig gevangenisdirecteur Luc Stas. © Unsplash
Luc Stas pleitte tijdens zijn carrière als directeur van de gevangenis in Gent altijd voor menselijkheid. Grote complexen waarin de gevangenen zich terugtrekken in hun cel, waar vooral ingezet wordt op dure bewakingstechnologie, werken volgens hem niet. “Veiligheid bekom je niet door camera’s en tralies, maar door de juiste zorg.”
Reusachtige instellingen zoals de recentelijk geopende gevangenissen in Dendermonde en Haren schieten hun doel voorbij volgens voormalig gevangenisdirecteur Luc Stas. In die laatste is plaats voor maar liefst 1.100 gevangenen en 900 medewerkers. Stas pleit voor een schaallimiet van maximum 300 gevangenen. “In grotere gevangenissen loopt het binnen de kortste keren fout. Dat zagen we destijds al in de nieuwe gevangenis van Brugge. In 1991 was dat de meest moderne in Europa met dertig leefeenheden van 21 gedetineerden. Na een paar jaar verwaterde dat naar een klassieke celgevangenis: de deuren waren heel de dag op slot, de collectieve ruimtes werden niet gebruikt, iedereen eet en kijkt tv alleen in zijn cel. Ondertussen zijn er veel camera’s, schuifdeuren en elektronica. Ik noemde dat altijd duur speelgoed. Dat werkt niet verbindend.”
Open en kleinschalig
Stas pleit daarentegen voor open gevangenisstructuren en kleinschalige detentie. “Een opendeursysteem zoals in de gevangenis van Leuven creëert interactie.
Gevangenen kunnen zelf beslissen of ze in hun cel blijven of niet. In de gevangenis van Gent is de inwendige structuur volledig opengetrokken. Er is een veilige muur rond de gevangenis, maar binnenin zit niemand achter kogelvrij glas of tralies. Er is interactie tussen de bewoners en de medewerkers. Dat schept een andere dynamiek en verkleint de afstand.” De voormalige directeur vindt de nieuwe initiatieven rond kleinschalige detentie een stap in de goede richting. “In transitie- en detentiehuizen is de sfeer totaal anders. Zij zijn de sleutel voor de toekomst.”
Gonzend bijennest
Tijdens zijn loopbaan heeft de gevangenisdirecteur veel zien veranderen. Aan het begin van die carrière was een gevangenis een mannenbastion en kwam er niemand van buitenaf in het celgedeelte. “De externe maatschappelijk werker zag de gevangene vooraan in de gesprekslokalen. Nu zijn het meer gonzende bijennesten: de VDAB, onderwijsinstellingen, CAW en trajectbegeleiders komen allemaal over de vloer. Dat is een gunstige evolutie, maar we moeten verder gaan. We moeten van meet af aan met de gevangene een detentietraject uitbouwen. Dat is ook voorzien in de basiswet van 2005, maar dat onderdeel is nog altijd niet van de grond gekomen.” Stas stelt zich vragen bij de sterke nadruk op veiligheid en controle in gevangenissen. Volgens hem primeert zorg, en dat geldt zeker voor gedetineerden met een interneringsstatuut. Hij ziet een voorbeeld in de aanpak van de forensisch psychiatrische centra. “Zorgpersoneel en een minimale ploeg veiligheidspersoneel bieden daar de omkadering.
Ze vertrekken niet vanuit een veiligheids- maar vanuit een zorgimperatief. Dat betekent niet dat er dubbel zoveel personeel moet zijn. Het zorgpersoneel staat mee in voor veiligheid. Het zorgperspectief zal zelfs zorgen voor veiligere gevangenissen. Veiligheid bekom je niet door camera’s en tralies, maar door hoe je met de cliënt omgaat.” Een belangrijk aspect daarvan is het aanbod aan activiteiten in de gevangenis. “Bied je alleen een dagelijkse wandeling aan of zorg je voor een dagprogramma met zinvolle activiteiten? In overvolle gevangenissen is dat niet mogelijk. Wat is de inhoudelijke zin van een detentie waarbij je hele dagen alleen op je cel zit? Veertig procent van de gedetineerden zit voor criminaliteit die gepaard gaat met een agressieproblematiek. Maar als je geen aanbod hebt om aan dat probleem te werken, kan het niet verdwijnen. Er bestaan hiervoor gespecialiseerde organisaties, maar daar wordt te weinig gebruik van gemaakt. Idem dito met drugsproblematiek.”
Selectie personeel
De focus op zorg vraagt een andere visie op personeelsselectie, meent de voormalige directeur. “Je moet vanuit andere functieprofielen en verwachtingen vertrekken. Ze zijn er niet om leeuwen te temmen, maar om scheep te gaan met mensen die door omstandigheden met justitie in aanraking zijn gekomen. Achter iedere celdeur zit een andere mens en een andere problematiek. Aan elk misdrijf gaat een probleem vooraf. Om dat in te schatten heb je het juiste personeel nodig.” Stas vraagt zich af of er überhaupt uniformen zouden nodig zijn voor het bewakingspersoneel: “Dat creëert afstand en hiërarchie.” Het voornaamste doel van een gevangenis is de recidive te beperken, meent de voormalige directeur. Een zorgperspectief slaagt daar volgens hem beter in dan een focus op veiligheid en controle. Maar zelfs los van dat doel, is het de plicht van een gevangenis om tegemoet te komen aan mensen met een zorgnood. “Iedereen in de maatschappij heeft recht op zorg en een menswaardige behandeling. Overbevolkte arresthuizen zijn een rechtsstaat onwaardig.” Stas meent dat er de laatste jaren contraproductieve beleidsbeslissingen zijn genomen die de gevangenisbevolking alleen maar doen stijgen. “Opnieuw de korte straffen uitvoeren bijvoorbeeld, is de klok terugdraaien. Een enkelband wordt ook als straf ervaren. Door gevangenschap raken mensen hun werk kwijt. De gevangenis wordt zo een declasseringsmachine en doet net het tegengestelde van wat ze beoogt. Ze moet mensen voorbereiden om terug naar de maatschappij te keren, niet hen erbuiten plaatsen.”
Idealisme
Ondanks zijn kritische stem, is de gewezen gevangenisdirecteur zijn idealisme niet verloren. “Ik heb tot mijn laatste dag zeer graag gewerkt in detentie. Er is veel miserie in een gevangenis, maar je krijgt ook veel terug. Het is een organisatie van en voor mensen. Die menselijkheid moet ten allen tijde centraal blijven staan.”
Getuigenis gevangenen doorbreekt taboe
Het maatschappelijk debat over gevangenen wordt te weinig gevoerd volgens Ine De Rycke. Met het project Prison Talk brengt de beleidsmedewerker van Bond zonder Naam daar verandering in. Ex-gedetineerden vertellen er hun verhaal in scholen, organisaties en bedrijven. Zo wil BZN gevangenen een menselijk gelaat geven.
Phil Bosmans, de stichter van Bond zonder naam, had veel aandacht voor de kwetsbaren, zoals de Roma, de daklozen, maar ook de gedetineerden. “Als priester-montfortaan haalde hij zijn inspiratie uit het christelijke geloof en hij zette zich sterk in voor sociale rechtvaardigheid. Ook vandaag heerst er een taboe op ex-gedetineerden. Die groep blijft voor een stuk buiten de samenleving staan”, meent Ine De Rycke, beleidsmedewerker en coördinator van de projecten rond detentie bij BZN.
Doorleefde ervaring
Daarom richtte de organisatie in 2015 het initiatief Prison Talk op. Ex-gedetineerden vertellen in scholen of organisaties hoe ze in de criminaliteit zijn beland, over hun ervaring in de gevangenis en de weg die ze nadien afleggen naar de maatschappij. De Rycke ervaart de persoonlijke insteek als de sterkte van het project. “We kunnen als organisatie de spreekbuis zijn van ex-gedetineerden, maar het is veel sterker als we hen zelf het woord geven. De essentie van Prison Talk is het delen van een doorleefde ervaring. De getuigenis is voor veel luisteraars een eyeopener”, stelt De Rycke vast. De beleidsmedewerker ervaart aan den lijve dat er nog heel wat misverstanden zijn over detentie. “Sommigen denken dat de gevangenis een hotel is, maar weinigen hebben een idee van hoe het er echt aan toe gaat.” Volgens haar hebben we een dubbele houding tegenover gedetineerden. “We verwachten dat ze na de gevangenisstraf direct hun leven weer opnemen. Maar toch is er een torenhoog stigma op ex-gedetineerden. Als we willen dat ze meedraaien in de maatschappij, dan moeten we ze kansen geven en voorbij het criminele feit kijken. Er is veel aandacht voor veiligheid en voor lange straffen, maar we gaan te weinig met gedetineerden aan de slag.”
Concreet telt het initiatief een vijftal sprekers, zowel mannen als vrouwen, die in de gevangenis zaten voor verscheidene delicten. De ex-gevangenen hebben uiteenlopende motieven om te spreken over hun verleden. “Sommigen willen vooral preventief werken naar kwetsbare jongeren toe, anderen willen het stigma rond detentie aankaarten. Ze vertellen over de impact op hun familie of over de moeilijkheid om te re-integreren. Een van onze sprekers had bijvoorbeeld veel moeite om werk te vinden en verloor nadien zijn werk doordat zijn verleden bekend raakte. We laten hen hun eigen verhaal vertellen en leggen hun geen woorden in de mond.” Een ander belangrijk motief om spreker te worden bij Prison Talk is om zelf een plaats te kunnen geven aan het verleden. “Op een gegeven moment moet je de confrontatie aangaan met het leed dat je hebt berokkend aan je slachtoffers en je omgeving, en moet je met jezelf in het reine komen. Dat verwerkingsproces en zelfinzicht is voor ons een voorwaarde om met de spreker op pad te gaan. Sommigen komen zelf tot inzicht, voor anderen speelt de partner, de familie of een aalmoezenier een belangrijke rol. Door hun verhaal te vertellen, proberen ze daar zin aan te geven.”
Schuldvraag
Na het verhaal van de spreker is er tijd voor de groep om vragen te stellen. Die interactie is keer op keer zeer waardevol, merkt de coördinator op. “De vragen kunnen gaan over het leven in de gevangenis of de impact op familie. Soms worden er moeilijke vragen gesteld, zoals: voel jij je wel schuldig? Of: wat heb jij precies gedaan? Jongeren stellen vaak zo’n vragen, maar eigenlijk is dat goed. Wij geloven erg in die open dialoog. Elke spreker reageert daar op zijn manier op. De sprekers kiezen zelf wat ze vertellen en hoever ze in detail treden. Praten met iemand die dat doorleefd heeft, zorgt voor een gewijzigde beeldvorming over detentie.” Een grote meerwaarde van de werking zijn de buddies, volgens De Rycke. Zij hebben zelf gewerkt in de gevangenis en gaan samen met de gedetineerden op pad. “Ze gaan mee als ondersteuningsfiguur. De buddy zit vaak met de spreker vooraan. Hoe hij zijn rol opvat, hangt af van waar de spreker nood aan heeft. Als de spreker vastraakt, kan de buddy hem weer vooruit helpen. Je persoonlijk verhaal aan een groep vertellen, maakt heel kwetsbaar. De buddy doet ook achteraf nagesprekken met de spreker. Die samenwerking geeft een krachtig signaal. In de gevangenis zijn de verhoudingen tussen gevangenen en medewerkers hiërarchisch, maar in Prison Talk zijn ze gelijken.”
Re-integratie
Uit de verhalen van de sprekers blijkt dat re-integratie geen makkelijk proces is. Gevangenen ervaren heel wat drempels om terug te keren naar de maatschappij. Een aantal factoren is bepalend om opnieuw een plek te verwerven, volgens De Rycke. “De eerste factor is het sociale netwerk. De rol van familie en naasten kan niet onderschat worden. Voor zo’n 65 procent van de gedetineerden stopt in het eerste jaar van de straf de relatie die ze hadden. Vaak is het een proces waarin het sociale netwerk steeds kleiner wordt. Dat netwerk haakt af, maar we zien evenzeer dat gedetineerden zich afsluiten voor hun naaste.”
Een tweede doorslaggevende factor is werk of vrijwilligerswerk. Mensen hebben een zinvolle dagbesteding nodig en dat helpt ook bij het opnieuw opbouwen van een netwerk. “De VDAB en detentieconsulenten proberen gedetineerden die onder voorwaarden vrij zijn aan werk te helpen. Er zijn werkgevers die daar voor openstaan. Het is één ding werk te vinden, het is een ander om het te houden.”
Detentieschade
Daarnaast lopen heel wat gevangenen detentieschade op, geeft De Rycke aan. Die schade neemt verschillende vormen aan. “Ze kan lichamelijk zijn omdat de gezondheidszorg in de gevangenis minimaal is. Zeker voor preventieve zorg – bijvoorbeeld tandzorg – zijn grote wachttijden. Psychologisch kan er een grote gevoeligheid aan prikkels ontstaan. Tot slot is er ook sociale schade waarbij je de band met naasten verliest.” BZN komt op voor humane detentie. “Wij hameren erop rekening te houden met de mens zelf. Straf is vrijheidsberoving, niet te weinig medische zorg of moeilijk toegang tot cultuur of onderwijs. In realiteit zien we evenwel dat detentie nog altijd lijkt op een 19de-eeuws systeem: grote gebouwen waar controle en repressie centraal staan.”
Sinds enkele jaren is er ook een samenwerking met justitie. Een spreker vertelt dan zijn verhaal, bijvoorbeeld tijdens een opleidingsdag voor nieuwe medewerkers. Die interventies zijn voor beide partijen zeer nuttig, geeft de medewerker van BZN aan. “Onze sprekers vertellen vanuit hun ervaring wat pijnpunten zijn. Het gedrag van penitentiaire beambten heeft een enorme invloed op het welzijn van gedetineerden. Eenvoudige dingen zoals ‘goedemorgen’ zeggen of een deur niet hard dichtslaan, maken een groot verschil. Gevangenispersoneel staat onder een gigantische tijdsdruk. De medewerkers worden soms met moeilijke situaties geconfronteerd waarvoor ze niet opgeleid zijn. Maar er zijn ook positieve verhalen waarin een gevangenismedewerker het verschil maakt door te luisteren. We merken dat justitie de verhalen en ervaringen van onze sprekers meeneemt. Die kentering is hoopgevend.”
Mentaliteitswijziging
Ook buiten de gevangenis is dringend een mentaliteitswijziging nodig als het om ex-gedetineerden gaat, meent De Rycke. “95 procent van de gedetineerden komt vroeg of laat vrij. Die mensen komen bij jou in de straat wonen, die staan naast je in de winkel. We hebben daar als samenleving een collectieve verantwoordelijkheid voor. Die wordt momenteel te weinig ingevuld. Met Prison Talk willen we het gesprek daarover aangaan en een eerste stap zetten naar meer humane detentie”, zegt De Rycke tot besluit.
Bij Prison Talk van Bond Zonder Naam vertellen ex-gevangenen voor een groep over hun ervaringen. © BZN
“Kleinschalige detentie is de toekomst”
In Gentbrugge werd op 27 oktober het tweede transitiehuis in ons land geopend. Langgestrafte gevangenen werken er op het einde van hun straf aan hun re-integratie in de samenleving. “Het zijn de eerste stappen in een groter plan om het gevangeniswezen volledig te hervormen”, zegt justitieminister Paul Van Tigchelt (Open VLD).
Het klassieke concept van een grootschalige gevangenis met louter een focus op straf en isolatie botst op zijn grenzen. Het gaat ervan uit dat als je mensen lang genoeg opsluit, ze vanzelf wel tot inkeer zullen komen. De realiteit toont nochtans iets anders: “Zeven op tien mensen die in ons land de gevangenis verlaten, komen opnieuw voor de rechter. De recidive in België ligt hoog. Er is nood aan een systeem dat mensen opvangt en hen re-integreert in de samenleving”, stelt de kersverse justitieminister Paul Van Tigchelt. In de Scandinavische landen zetten ze al veertig jaar in op kleinschalige detentie mét resultaat: maar 20 tot 40 procent pleegt er na een gevangenisstraf opnieuw criminele feiten.
Momenteel zijn er in ons land twee vormen van kleinschalige detentie: detentie- en transitiehuizen. Die eerste zijn voor gedetineerden met een kortere straf. Tot voor kort werden straffen korter dan drie jaar niet uitgezeten, maar opgevolgd door elektronisch toezicht. Sinds september 2022 worden straffen vanaf twee jaar uitgezeten en vanaf september dit jaar geldt dat voor alle straffen. In een detentiehuis zitten maximaal zestig mensen in kleine leefgroepen. In een transitiehuis zijn dat er ongeveer vijftien die in de laatste maanden zitten van een langdurige straf. Daar is de vraag naar re-integratie nog urgenter. Na al die tijd kunnen de gedetineerden vaak niet meer terugvallen op een sociaal netwerk. Ze moeten opnieuw op zoek naar een job, terwijl hun competenties vaak niet meer aangepast zijn aan de noden van de arbeidsmarkt anno 2023.
Stricte voorwaarden
Om in aanmerking te komen voor een detentie- of transitiehuis, moeten de gedetineerden aan strikte voorwaarden voldoen. Ze moeten bereid zijn te werken aan zichzelf en er geldt een zerotolerantie tegenover alcohol en drugs. De transitie-en detentiehuizen zijn er voor allerlei soorten misdrijven, behalve seksuele en terroristische. De bedoeling is tweeledig: aan de ene kant wordt er ingezet op veiligheid, aan de andere kant op ondersteuning en begeleiding. Die worden geboden door de externe partner Sterkhuis die met zes leefcoaches, twee krachtcoaches en een coördinator voornamelijk werkt rond het herstel van het netwerk van de gedetineerde. “In kleinschalige detentie primeert niet de straf, maar de voorbereiding op re-integratie in de samenleving”, licht de minister van Justitie toe. “Er gelden duidelijke afspraken en iedereen heeft zijn verantwoordelijkheden: de bewoners koken samen, ze doen de afwas en schoonmaak, en eten samen. Elke week stellen ze een planning op en worden de taken verdeeld. Ze helpen en ondersteunen elkaar. ”
Hoopgevende resultaten
De gedetineerden werken ook met VDAB volop aan hun terugkeer naar de arbeidsmarkt door opleidingen of door al tijdens hun verblijf te beginnen met werken. “Samen zoeken ze naar mogelijkheden om bijvoorbeeld een job te vinden, een vast inkomen, een stabiele vriendenkring en gezinssituatie, een houvast. In het detentiehuis in Kortrijk bijvoorbeeld volgt een aantal bewoners een cursus heftruckchauffeur. De resultaten zijn momenteel hoopgevend. In Kortrijk, waar een jaar geleden een detentiehuis open ging, kwamen inmiddels 75 gedetineerden voorbij. Voor zover bekend is niemand van hen hervallen in vroegere zonde. Uit het transitiehuis in Mechelen, dat in 2019 openging als proefproject, stroomden al 64 mensen door naar de samenleving, evenzeer zonder recidive”, constateert Van Tigchelt.
Eerste stappen
Vanaf 2018 werden de eerste stappen gezet naar kleinschalige detentie met het masterplan van de toenmalige minister van Justitie Koen Geens (CD&V). Zijn opvolger Vincent Van Quickenborne (Open VLD) rolde het project verder uit en huidig minister Van Tigchelt gaat voort in de uitgezette richting. Volgens hem ligt de toekomst van het gevangeniswezen bij kleinschalige detentie: “We kunnen er werken aan de onderliggende problematiek van de gevangenen. In een gevangenis ligt de klemtoon op straf, terwijl die in de detentie- en transitiehuizen op re-integratie in de samenleving ligt. De reden waarom ze daar zijn, is om hun terugkeer naar de maatschappij voor te bereiden. Dat is zowel goed voor de betrokkenen als voor de samenleving.”
Nieuwe richting
Dat dit de nieuwe richting is voor detentie, blijkt uit de plannen voor de nabije toekomst: naast het transitiehuis in Mechelen en Gentbrugge, zal er nog voor de zomer van 2024 een open gaan in Leuven. Momenteel zijn er detentiehuizen in Kortrijk en Vorst. In Ninove, Olen, Zelzate, Genk, Antwerpen en drie locaties in Wallonië zijn transitiehuizen gepland die het komende jaar zullen openen. Als al die projecten gerealiseerd zullen zijn, zal nog steeds een minderheid van de gevangenen er de toegang naar vinden. Justitie geeft aan op lange termijn naar een systeem te willen evolueren waar 80 procent van de gedetineerden in kleinschalige detentie zit. Dat zou een volledige ommekeer zijn.
Kleinschalige detentie biedt hoopvolle resultaten. Het enige aandachtspunt is de buurt meekrijgen in het verhaal. Velen staan er argwanend tegenover dat gedetineerden in hun onmiddellijke buurt komen wonen. Ook het vinden van geschikte locaties loopt niet altijd van een leien dakje. Voordat de locatie voor het huidige transitiehuis werd gevonden, werden er al heel wat afgewezen door lokale besturen. Bij de opening van het detentiehuis in Kortrijk klonk er heel wat kritiek tijdens de buurtvergadering waar de komst van het detentiehuis werd toegelicht. Bij bewonersvergaderingen rond de meer recente initiatieven in Gentbrugge en Leuven konden buren al peilen naar de praktijkervaringen in onder andere Kortrijk en Mechelen. Die tonen aan dat ze geen overlast of klachten veroorzaken. “Wanneer de buurtbewoners zien dat hun nieuwe buren mensen zijn die willen werken aan hun toekomst en die bijna terug in de maatschappij staan, vallen hun vooroordelen weg”, concludeert de minister.
Herstel gaat verder dan voorkomen van recidive
Een delict vormt een breuk in iemands leven. Hoe ga je constructief verder na zo’n ingrijpende gebeurtenis? Daarop biedt herstelgerichte delictverwerking een antwoord. Forensisch therapeuten Els van Daele en Kris Vanhoeck delen hun jarenlange ervaring in hun boek Herstel na een delict.
“Ik heb spijt van wat ik Vivianne aangedaan heb. Misschien heb ik mijn ongelukkige jeugdjaren op haar uitgewerkt. In de gevangenis zat ik vaak te piekeren en dacht ik aan haar en aan de stommiteiten die ik begaan had. Zo ben ik tot de vaststelling gekomen dat ik een probleem heb met agressie. Ik heb vaak last van moeilijke gevoelens en de mensen rondom mij kunnen daar niet mee om. Zo krijg ik serieuze problemen. Dat is me in het verleden al meerdere keren overkomen. Ik weet nu dat het in de toekomst opnieuw zal gebeuren, als ik er niets aan doe.” Aan het woord is het fictieve personage Stan dat terecht stond voor partnergeweld. Hij zet een eerste stap in een proces naar herstel, hij erkent zijn fouten uit het verleden.
Verantwoordelijkheid
De auteurs van Herstel na een delict maken duidelijk dat herstel niet betekent ‘de brokken lijmen’ of teruggaan naar de situatie van tevoren. Het vraagt om een ontwikkeling en persoonlijke groei waarbij een hulpverlener de dader ondersteunt. Bij herstelgerichte delictverwerking staat de volgende vraag centraal: hoe kan een hulpverlener de pleger als mens aanspreken op zijn mogelijkheden om verantwoordelijkheid op te nemen voor de kwetsbare en kwetsende gevolgen van zijn daden? We gaan er vaak van uit dat er een bladzijde is omgeslagen nadat een misdadiger zijn straf heeft uitgezeten, maar in vele gevallen begint het verwerkingsproces dan nog maar pas.
Diverse casussen
Het boek Herstel na een delict is opgebouwd uit tien diverse casussen waarbij allerlei delicten aan bod komen, gaande van drugsdelicten, wraakmoord, zedendelicten, verkeersdelicten tot gewapende overvallen. Daarop volgt een brief van iemand in de omgeving van de dader, bijvoorbeeld een familielid of het slachtoffer. Hoewel sommige getuigenissen wat gekunsteld overkomen, bieden ze wel een goede inkijk in het reflexief proces dat een dader idealiter zou doormaken. Ze zorgen ervoor dat je niet vanuit een abstract maar vanuit een ervaringsgericht perspectief kijkt naar het delict en de dader. Die nadruk op de concrete situatie waarin overgegaan wordt tot een delict, wordt aangevuld met een grondig uitgewerkt theoretisch kader over herstelgerichte delictverwerking. Het boek geeft een gestructureerd overzicht en biedt houvast voor criminologen, maatschappelijk werkers, therapeuten, justitieassistenten, detentiebegeleiders en geïnteresseerde lezers. Een misdrijf hoeft geen veroordeling voor het leven te zijn. De herstelvisie stelt dat het mogelijk is om betekenis te geven aan het verleden en stap voor stap weer een betekenisvol leven op te bouwen. De nadruk op herstel gaat dieper dan louter het voorkomen van recidive. Je gaat met de dader als mens op pad. Uiteindelijk overstijgt het de individuele dader, maar gaat het ook over in wat voor maatschappij we willen leven: “een menselijke wereld waarin respect, empathie en mededogen centraal staan.”
Els van Daele en Kris Vanhoeck, Herstel na een delict, Pelckmans, Antwerpen, 2023, 220 blz. Bestellen kan via www.kerknet.be – Klik op shop.
Verder lezen?
Log in op uw Tertio account en lees meteen verder
Nog geen account? Neem een digitaal abonnement en lees meteen verder.
Of maak een Tertio proefaccount aan en lees 1 maand gratis online!
Lees ook deze artikels...