© Unsplash
Als weekendkapelaan in het Duitse bisdom Münster merkt Jan Loffeld dat er nog altijd veel vertrouwen is in de mensen die actief zijn in de zielzorg, ondanks het wantrouwen voor de Kerk. “Alleen moeten we de boodschap nog kunnen doen landen. En daar heb je mensen voor nodig die sterk en intelligent zijn. We trekken die minder aan en dat is wel een probleem.” Hij merkt dat er een behoorlijk verschil is tussen zijn thuisland, waar hij pastoraal werkt, en Nederland, waar hij lesgeeft. Nederland is supergeseculariseerd, terwijl de Duitsers voorlopig nog de luxe hebben die secularisatie nog niet zo erg te voelen. Dat heeft vooral te maken met de vele instituten van de Duitse katholieke Kerk, voor kinderopvang, scholen, ziekenhuizen…
“De Kerk heeft nog een maatschappelijke functie. Maar dat gaat ook veranderen, want er moet worden bezuinigd en dan is de vraag:
wat zijn de kerntaken?”
En hoe gaat het lesgeven in Nederland?
“Er zijn studenten vrijwilliger in de parochie en deeltijds in opleiding om hun geloof te verdiepen. Maar er zijn ook nogal wat studenten die zich op latere leeftijd bekeren en laten dopen. Dat is een groot verschil met Duitsland. Ze zijn heel gemotiveerd, omdat ze een persoonlijke keuze maakten voor deze studie, in plaats vanuit de gedachte ‘ik wil een baan hebben en daarom moet ik die studie doen’. Dat maakt lesgeven er heel interessant.”
“Mensen zijn op zoek naar zin, maar niet naar een overkoepelend verhaal van zingeving.”
In uw boek stelt u dat we moeten aanvaarden dat de mensen geen “ongeneeslijk religieuze dieren” zijn, maar perfect zonder God kunnen leven.
“Ik had gisteravond nog een gesprek met een systematisch theoloog. Interessant is hoe ook hij meer en meer spreekt van een paradigmaverschuiving. Het oude paradigma is dat mensen de genade van God nodig hebben om zich te ontwikkelen. God verlost de mens door het Kruis. Na het Tweede Vaticaans Concilie kwam er een ander paradigma: de zonde als aanknopingspunt voor de noodzakelijke verlossing veranderde in de opvatting van de mens als vraag, zoals je kunt lezen in de Vaticanum II-constitutie Gaudium et Spes. In die tijd gingen we ervan uit dat je God nodig hebt en dan kunt inhaken op de mens als die vragen bij het leven stelt. Geloof is daar dan antwoord en vervulling van. In de theologie noemen we dat het natuurlijk godsverlangen.”
“Zoveel pastores doen echt hun best, en het haalt niet veel uit. Daar word je depressief van.”
“Maar als dat niet blijkt te bestaan zoals we denken, wat moeten we er dan mee? De mens kan en mag volgens de theologie niet gelukkig zijn zonder God. Dus hebben we de religie maar naar de spiritualiteit verschoven. Dat is een tankerwoord geworden, waar je alles kunt in steken. En als het geen spiritualiteit is, dan moet het wel zingevend zijn. Echter, in empirisch onderzoek vinden we die nood aan zingeving steeds minder terug. Mensen zijn inderdaad op zoek naar zin, maar niet naar een overkoepelend verhaal van zingeving. Kerkleiders vinden dat heel lastig. Daar zit de grote vraag die nu alle theologische vakken uitdaagt: hoe kun je vandaag een theologische antropologie uitwerken? Het is overigens niet enkel een Europees fenomeen. Je ziet het ook in Latijns-Amerika bij de jongeren. Zelfs in de islam wordt het transcendentiegevoel minder. We weten natuurlijk niet wat het over twintig of vijftig jaar zal zijn.”
Hoe komt het dat we die transcendentie kwijtraken?
“Sommigen zeggen dat het te maken heeft met de Verlichting. Maar ik zou nog dieper gaan. Mensen hebben het niet meer nodig om te geloven. Geloof is zoals een dode taal geworden, je kunt ze leren, maar enkel op een semantische manier. Er is geen aansluiting met het leven. Filosoof Charles Taylor zegt dat dit proces al eeuwen bezig is. Het Nederlandse vroegkapitalisme bijvoorbeeld ervaart dat je met handel en geld voldoening kunt krijgen. Er komt een gevoel van ‘het is ook goed om van deze wereld te genieten’. God en eeuwig leven verdwijnen als ultiem doel. Een goed leven op aarde volstaat. Om dan rond je 75ste te zeggen: ‘Oké, we worden alleen maar lastig voor anderen, we zijn dankbaar voor het leven dat we hebben gehad, dus dan gaan we terug naar de toestand voor de geboorte.’”
Dat God niet meer nodig is, schept wel een fundamenteel theologisch probleem. Het veronderstelt een
heel andere manier van denken.
“God is verdwenen als universeel concept waar iedereen zich toe moet verhouden, maar Hij is wel op andere manieren aanwezig. Hij wordt een optie, een keuze. Denk aan de volwassene die zich laat dopen. Tien jaar geleden had niemand gedacht dat mensen op een gegeven moment God of het christendom zouden herontdekken als een levenskeuze. Dat vraagt ook om een nieuwe manier van theologisch denken. Het apatheïsme – de totale onverschilligheid rond God en religie – laat zien dat God van een existentiaal tot een potentiaal wordt. Dat werkt de zogenaamde anatheïstische theologie van filosoof Richard Kearney uit. Zij stelt dat God een potentie is die in de mens zit, maar die laatste moet die potentie niet tot uiting brengen. Mensen zijn nog altijd door God geschapen, maar de mogelijkheid van geloven in God wordt niet noodzakelijk geactiveerd.
“Ik waarschuw voor strategieën waarvan men zegt: ‘Dan komt het weer goed.’”
Daarmee overstijgt Kearney de tegenstelling atheïsme-theïsme. Wat het voor een maatschappij betekent dat het christendom – waarin de mens het beeld van God is en daar bepaalde waarden aan ontleent – als kader wegvalt, is een lastige kwestie. Wat gebeurt er dan met het humanum? Dat is een grote ethische vraag, die we een langdurig experiment van onze tijd kunnen noemen.”
U staat kritisch tegenover strategieën die de mensen
terug naar de Kerk krijgen.
“Die strategieën willen de Kerk weer aantrekkelijker maken. Maar als je die vraag zo stelt, lijkt dat erg op zakelijk denken. Je moet iets doen natuurlijk, maar strategieën waar men van zegt: ‘dan komt het weer goed’, daar wil ik voor waarschuwen.”
“Hervormingen zijn noodzakelijk, maar zijn niet de hele oplossing van het probleem. De spirituele uitdaging voor gelovigen luidt: je moet de secularisatie accepteren en daarmee dat mensen God niet nodig hebben. Dat is een teken des tijds dat we in gelovig optimisme moeten interpreteren: wat zegt God ons door deze tekenen van de tijd? Voor mij is dit het moment dat het geloof voor de eerste keer vrij is. Je moet niets, het is een keuze zonder dwang. Het is een keuzetijd voor God, maar als we denken dat wij deze keuze kunnen bepalen, is dat niet realistisch. Ik ben verrast door de vele reacties van pastores op mijn boek. Ze zijn blij te kunnen lezen dat het niet alleen hun verantwoordelijkheid is.
Want zoveel pastores doen echt hun best, en het haalt niet veel uit. Daar kun je op den duur depressief van worden.”
Wat moeten we dan wel doen?
“Ik heb tegenwoordig een mooie discussie met Mattias Sellman (Duits pastoraaltheoloog en auteur van het boek Parochie van de toekomst, red.). Hij gelooft in strategieën om de Kerk weer aantrekkelijk te maken. Ik zie meer waarde in het dagelijkse pastoraat waar mensen de kans krijgen om op een gewone manier met de Kerk in contact te komen. Socioloog Armin Nassehi zegt bijvoorbeeld dat we de grote maatschappelijke problemen niet door strategieën oplossen, maar door kleinschalige initiatieven en veranderingen. Dat is hier ook zo. De mensen die een doop of uitvaart vragen, die aan onze deur staan, dat zijn de bepalende pastorale situaties.
“In het pastoraat krijgen mensen de kans op een gewone manier met de Kerk in contact te komen.”
De juiste vraag is: hoe kunnen we authentiek zijn? Dat is waar mensen op letten. Ook al zijn ze het niet met ons eens.”
U gebruikt voor de volkskerk het beeld van een oude boom die omgevallen is…
“De boom is gevallen en nu zitten we in palliatieve zorg. Laat de boom los, laat hem terug naar de natuur keren en dan kan hij zijn kracht aan de aarde geven. Zo komen er nieuwe planten. Maar het beeld is niet helemaal juist. De volkskerk is nog niet dood, vooral niet op het platteland. De verbindende kracht van de volkskerk is wel verdwenen. Het is nu meer een cultureel verschijnsel. Ik gebruik in mijn boek de vijf rouwfasen van psychiater Elisabeth Kübler-Ross. De laatste fase is aanvaarden en loslaten. Voor mij geldt dat voor de vraag hoe we mensen die we niet kunnen bereiken, wel kunnen betrekken. Dat heeft weinig zin. De weg die we wel kunnen volgen is: maak de mensen die er wel zijn sterker, zodat ze een membraan worden dat verbindt met de wereld. De grote vraag is: hoe kunnen we de parochie tot ‘het zout der aarde’ laten worden, gelovigen sterk maken in het geloof zodat ze naar buiten treden?”
Hoe zou u zelf uw geloof omschrijven?
“Ik geloof dat je met God een relatie kunt aangaan en dat hij Iemand is die Liefde is en mensen vrijlaat. God is een persoon met wie je kunt spreken, botsen, een dynamiek opbouwen. Dit godsbeeld – dat weten we uit godsdienstsociologisch onderzoek – is het meest resistente tegen de secularisatie. Als je God energie noemt, verdwijnt Hij op den duur. Het meest duurzame beeld is dat van God als Iemand.”
Dat is nu net het grote probleem vandaag: de persoonlijke God. Hoe kun je mensen die laten ontdekken?
“Dat is de vraag van één miljoen. Ik denk dat dat het best kan op een narratieve manier. Mensen die een doop vragen, komen met hun verhaal. God is in eerste instantie ook geen leer, maar een verhaal en dan zit je bij de Bijbelse verhalen. Zo was het ook in de eerste eeuwen van het christendom. Een verhaal is krachtiger dan een argumentatie. Als je vraagt hoe je mensen kunt betrekken, is het door authentieke, incarnatorische verhalen. De grote theologische concepten als schepping, verlossing… moet je benaderen vanuit de vraag: ‘Wat betekent dat voor mij? Welk verschil maakt dat voor mij?’ De tweede stap is dan de reflectie. Die is zeker noodzakelijk, maar kan pas na de ervaring.”
“Het beeld van God als Liefde is het meest bestand tegen de secularisatie.”
Hoe ziet u de toekomst van de Kerk?
“Christenen worden een minderheid, liefst een creatieve minderheid, niet als de happy few met strenge toelatingsvoorwaarden. In die hoedanigheid moeten ze het risico aangaan, een veldhospitaal zijn, zoals paus Franciscus het noemt. Dat is niet perfect, maar mensen kunnen er met hun kwetsuren terecht, zoals theoloog Tomáš Halík zegt. Daarnaast heeft de Kerk ook een profetische dimensie: ze heeft de opdracht om de prestatiewereld te doorprikken.”
Wat betekent Kerstmis voor u?“Kerst betekent voor mij dat God nooit meer zonder mens wil bestaan. En dat er hoop is voor deze wereld – en zeker voor deze tijd.”
“Verdraag de leegte”
In zijn boek gaat Jan Loffeld in op de machteloosheid die veel kerkmensen voelen in deze tijd van toenemende religieuze onverschilligheid. Hij deconstrueert daarbij de strategieën om ‘weer succesvol’ te worden. Die gaan uit van het optimalisatieparadigma. De Kerk moet haar organisatie hervormen of – in de identitaire of traditionele variant – inzetten op bekering en evangelisatie op individueel niveau. Hij pleit voor een paradigma van transformatie, dat de processen van secularisatie serieus neemt.
Evangelie
Daarin moet de Kerk beseffen dat haar model van pastorale zorg, dat uitgaat van een correspondentietheorie tussen de noden van mensen en het aanbod van de Kerk, niet meer werkt. Volgens Loffeld gaat het om de herontdekking van de niet-vatbaarheid en radicale alteriteit van geloof en leven. We moeten ook leren stoppen met innoveren, en leegte en machteloosheid verdragen. Hoewel het boek de pastoraal stevig in vraag stelt, is het geen pessimistisch verhaal. Loffeld blijft geloven in het evangelie als bron van leven en hoop. We moeten dus “zeker niet ophouden het evangelie aanwezig te brengen, het te verkondigen, het handen en voeten te geven, en er tegelijk altijd op te rekenen dat het zijn eigen weg zoekt”.
Jan Loffeld, Wenn nichts fehlt, wo Gott fehlt. Das Christentum vor der religiösen Indifferenz. Herder, Freiburg, 2024, 192 blz.
Lees ook deze artikels...