
Bronzen beeld van Constantijn naast de kathedraal van York, de Noord-Engelse stad waar hij in 306 werd uitgeroepen tot keizer. © Wikimedia
Het christendom nam van het jodendom het monotheïsme over, maar beleed vanaf het begin ook de goddelijkheid van de Zoon. Hoe dat te rijmen? Tegen het einde van de 2de eeuw leidde de theologische reflectie over de goddelijke Zoon tot een doctrine met het centrale concept van een goddelijke Logos die verenigd is met de Vader, maar tegelijk van Hem onderscheiden en aan Hem ondergeschikt is (subordinatianisme) en die de vertolker is van Gods wil in de schepping. Deze Logos-theologie was de toonaangevende doctrine van de Kerk tot aan het Concilie van Nicea. Volgens sommigen bedreigde die leer het monotheïstische karakter van het christelijk geloof. God, als het ene en uitsluitende beginsel (monè – archè) aan de oorsprong en de grondslag van alles wat bestaat, dient beschouwd te worden als een absolute en ondeelbare monade en alleen aan Hem komt de goddelijkheid toe.
Verder lezen?
Log in op uw Tertio account en lees meteen verder
Nog geen account? Neem een digitaal abonnement en lees meteen verder.
Of maak een Tertio proefaccount aan en lees 1 maand gratis online!
Lees ook deze artikels...

Leo XIV, een leeuw die de wolven zal verjagen

“Ik heb een goed oog op ons clubje”
