De naastenliefde kent geen etnische grenzen. Jacob Jordaens, De Barmhartige Samaritaan, 1616, Louvre Abu Dhabi. © Wikimedia
“Je zult je naaste liefhebben als jezelf”, zegt Leviticus. Jezus stelde dat dit gebod tot eeuwig leven leidt, samen met: “Je zult de Heere, je God, liefhebben met heel je hart.” Een schriftgeleerde reageerde echter gepikeerd: “Maar wie is mijn naaste dan?” Ten tijde van een wijdverspreid cultureel hellenisme en Romeins imperialisme bedoelde hij: moet ik enkel mijn Joodse buren liefhebben of ook de heidense vreemdelingen? Tweeduizend jaar later resoneert deze vraag nog steeds. Moet eigen volk eerst? Of dwingt de naastenliefde ons ook ons om vreemdelingen te bekommeren? Gottlieb Blokland schreef zijn boek Ik ben een vreemdeling geweest als bezinning op deze vragen. Hij richt zich in de eerste plaats tot de evangelische gemeenschap van België, “hoewel maatschappelijk niet zo invloedrijk”, maar zijn werk is ook relevant voor andere christenen die met migranten in aanraking komen. En dat is ondertussen bijna iedereen, constateert hij, al was het maar op straat of in de winkel.
Verder lezen?
Log in op uw Tertio account en lees meteen verder
Nog geen account? Neem een digitaal abonnement en lees meteen verder.
Of maak een Tertio proefaccount aan en lees 1 maand gratis online!
Lees ook deze artikels...