“De hypothese dat de oerknal niet enkel het begin is van de tijd, maar ook van de ruimte en de evolutie daarvan, is conceptueel niet eens zo gek”, zegt Christoffel Waelkens. © Unsplash
Het is bevreemdend – of eigenlijk godgeklaagd – dat er vandaag misverstanden blijven bestaan, alsof het Bijbelse scheppingsverhaal suggereert dat het in de Bijbel gaat over een wetenschappelijke verklaring zoals wij die vandaag beschouwen. Daar heeft de geloofstraditie mee toe bijgedragen, door het zogenaamde kosmologische godsbewijs, waarbij het bestaan zelf van de wereld en het wonderbare functioneren ervan gezien worden als het voornaamste bewijs voor de ontwerper ervan. De wetenschap slaagt erin consistente verklaringen te vinden voor de structuur en de werking van het heelal in termen van een beperkt aantal kwantitatieve natuurwetten. Spectaculaire nieuwe inzichten hebben ons wereldbeeld in de loop van de geschiedenis grondig gewijzigd. Dat kan niet anders dan ook invloed hebben op de godsbeelden die we hanteren, want onze taal en onze concepten zijn verbonden met ons in de wereld-zijn. Het is dan een merkwaardige paradox dat we enerzijds niet twijfelen aan het bestaan van de wereld, wanneer we onze visie erover moeten herzien, en anderzijds telkens opnieuw gevraagd worden aan het bestaan van God te twijfelen wanneer we de beperkingen vaststellen van het godsbeeld dat we hanteerden.
Verder lezen?
Log in op uw Tertio account en lees meteen verder
Nog geen account? Neem een digitaal abonnement en lees meteen verder.
Of maak een Tertio proefaccount aan en lees 1 maand gratis online!
Lees ook deze artikels...