
Knesset-lid én Palestijn Ayman Odeh ziet uit de huidige oorlog geen winnaars komen. © ma
Ter gelegenheid van de herdenking van de Nakba, de verdrijving in 1947-1948 van ruim 750.000 Palestijnen uit hun huizen, hun dorpen en hun land, was Ayman Odeh op uitnodiging van de Palestijnse diplomatieke vertegenwoordiging in Brussel te gast in ons land. Tertio had met hem een exclusief gesprek.
U omhelsde me spontaan toen u hoorde dat ik uit het etnisch gezuiverde dorp Sabbarin bij Haifa kom…
“U raakte iets in mij. U komt uit mijn geboortestreek, de plek die het dichtst bij mijn hart ligt. Dat zijn natuurlijke, menselijke emoties. Zelf kom ik uit de stad Haifa, niet uit het omliggende platteland.”
Uw familie is gebleven, terwijl de mijne alles achter moest laten.
“Dat klopt. Haifa telde in die tijd 70.000 Palestijnen, maar na de Nakba bleven er slechts 2.000 over. Mijn familie hoorde tot die kleine groep die is gebleven. Misschien kent u het verhaal van de Palestijnse vrouw die tijdens de Nakba, overmand door angst, op haar vlucht een kussen nam in plaats van haar kind dat ze in bed achterliet. Wat is er van dat kindje geworden? Wel, dat kind dat achterbleef in het thuisland, dat zijn wij. Maar we hebben ons verzet en vastgehouden aan onze verbondenheid, en dat zullen we blijven doen.”
Als Palestijnse moslim ging u naar een christelijke school. Was dat een bewuste keuze van uw ouders?
“De christelijke privéscholen stonden bekend als de betere scholen. Toen ik in het vierde leerjaar zat, stelde mijn vader, een bouwvakker, voor dat ik naar de St. John’s School zou gaan. Ik zei hem dat ik dat eng vond, omdat de leerlingen daar op een hoger niveau zaten, maar hij stelde me gerust: ‘Nee, het niveau is hetzelfde voor alle vakken, behalve voor godsdienst, daar geven ze christelijke religie’, zei hij. Ik raakte in paniek. Ik vroeg hem: ‘Kunt u me iets geven om te lezen, zodat ik de komende twee maanden mijn achterstand kan inhalen?’ De volgende dag, nog in zijn stoffige werkkleren, gaf hij me het Nieuwe Testament. ‘Lees dit’, zei hij.”
“Uit schrik dat de andere leerlingen verder zouden staan dan ik, leerde ik het evangelie volgens Matteüs volledig uit het hoofd. Tijdens de godsdienstles vroeg juf Nema: ‘Wat weet je over het christendom?’ Met een beetje angst dat ik niet aan haar verwachtingen zou voldoen, antwoordde ik: ‘Ik ken het evangelie van Matteüs uit het hoofd.’ Ze keek me vol ongeloof aan en zei: ‘Reciteer Matteüs 12, vers 40.’ En ik zei: ‘Want zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van een grote vis zat, zo zal de Mensenzoon drie dagen en drie nachten in het binnenste van de aarde verblijven.’ Ze was onder de indruk en zei dat ik verder stond dan de rest.”
“We hebben vast-gehouden aan onze verbondenheid, en dat zullen we blijven doen.”
“Haar positieve reactie deed me iets en vanaf dat moment begon ik echt van het vak te houden. In het laatste middelbaar werd er voor het eerst een examen christelijke godsdienst georganiseerd. Sommigen vroegen me: ‘Jij bent een moslimstudent, ga je je daarvoor inschrijven?’ Ik schreef me in en haalde 100 procent.” (Hij laat een videofragment zien waarin zijn voormalige leerkracht getuigt dat hij het examen met de maximale score afsloot.)
Wat is u bijgebleven uit de studie van het christendom?
“Ik kom uit een moslimgezin, maar mijn stad Haifa staat voor liefde en verbondenheid tussen de kinderen van éénzelfde volk: Palestijnse christenen en moslims. De mooiste band tussen deze twee geloofsgemeenschappen vind je daar, in Haifa.”
“Wij zijn de kinderen van Palestina, en Palestina is het land van Jezus, onze meester, de Messias (moslims noemen Jezus al-masih, red.). Vanuit een culturele invalshoek kun je zeggen: een Palestijn is pas volledig Palestijn als ook de christelijke invloeden deel uitmaken van zijn identiteit. Een deel van onze nationale identiteit wordt gevormd door die christelijke dimensie, of je nu moslim bent of christen. De Palestijn, meer dan wie ook, moet naast de islamitische ook de christelijke cultuur in zich dragen. Dat is wat het betekent om Palestijn te zijn: een kind van het land van sayyidna al-masih (‘onze meester, de Messias’).”
Wat betekent voor u de herdenking van de Nakba?
“De Nakba heeft iedere Palestijn rechtstreeks geraakt, ook mijn familie. Ik heb tantes die gevlucht zijn en nu in Jordanië wonen. De Nakba is geen abstract concept, het is een zeer persoonlijke ervaring, ook voor mij. Tijdens de Nakba werd 90 procent van ons volk verjaagd. Vóór de Nakba waren er 35 Palestijnse kranten. Na de Nakba overleefde slechts één krant: het communistische Al-Ittihad.”
“De Palestijn moet naast de islamitische ook de christelijke cultuur in zich dragen.”
“Twee jaar na de Nakba bombardeerde Israël alle etnisch gezuiverde Palestijnse dorpen, 530 in totaal, met als doel de huizen te vernietigen en de Palestijnse vluchtelingen te verhinderen terug te keren. Wij beschikten ooit over 90 procent van het land, maar nu nog slechts 2,5 procent. Omdat we niet vluchtten en bleven, wilden ze ons alsnog met geweld verdrijven. Bij het bloedbad van Kafr Qasim in 1956 werden 49 Palestijnen vermoord. Ze wilden ook ons verjagen, maar we hadden de les van 1948 geleerd en zijn niet gevlucht.”
“De Nakba is niet iets van het verleden, het is een voortdurende realiteit. Het is een voortdurend proces, omdat we nog steeds te maken hebben met discriminatie, omdat de vluchtelingenkampen nog altijd worden bestookt en omdat de tragedie in Gaza voortduurt.”
Na uw rechtenstudie in Roemenië besloot u om de Israëlische politiek in te gaan, ondanks de enorme uitdagingen en gevaren die daarmee gepaard gaan. Wat was voor u de drijfveer?
“Al sinds mijn kindertijd heb ik sterke patriottische gevoelens. Op de lagere school was ik vol van een soort romantisch patriottisme. Ik nam actief deel aan betogingen en stond om 4 uur ’s ochtends op om naar de soek van Wadi Nisnas in Haifa te gaan, waar ik op de muur schreef: ‘PLO, de legitieme en enige vertegenwoordiger van het Arabisch-Palestijnse volk.’ Op mijn 23ste werd ik gemeenteraadslid in Haifa, en als u me zou vragen welk werk ik het liefst heb gedaan, dan was het dat. Het gaf me de kans dicht bij de mensen te staan; ik had dagelijks contact met gewone mensen, met de armen. Ik mis het. Als ik met pensioen ga, denk ik er serieus over om me opnieuw kandidaat te stellen voor de gemeenteraad, omdat ik de mensen wil blijven helpen. In Roemenië leerde ik vele gedichten uit het werk van Tawfiq Ziad (Palestijns dichter, politicus en activist, red.) uit het hoofd. Zijn gedichten gaven me kracht en stuwden me vooruit.”
Heeft u nu meer of minder hoop op vrede dan vroeger?
“De misdaden die Israël in Gaza pleegt, zijn ongekend. Gaza is de meest vernietigde stad sinds de Tweede Wereldoorlog. In 1948 en in 1967 (ten tijde van de Zesdaagse Oorlog, red.) had je telkens een volk dat zich ongenaakbaar voelde en een ander dat zich verloren voelde. Maar na de oorlog vandaag zullen er twee volken depressief zijn. Twee volken die na de langste oorlog het gevoel hebben dat ze niet hebben gewonnen.”
“Ik begrijp niet waarom België de Palestijnse staat nog steeds niet heeft erkend.”
“Israël heeft misdaden gepleegd tegen onschuldige burgers, maar politiek heeft het geen overwinning behaald. Na deze oorlog zullen er tussen de rivier en de zee nog steeds 7,5 miljoen Palestijnen en 7,5 miljoen Joden zijn. Geen van beide volkeren zal verdwenen zijn. Na deze oorlog zal het Palestijnse volk sterker uit de strijd komen, en de bezetting zal zwakker zijn. Er zijn twee volken in ons land, en de nationale rechten van beide volken moeten worden gerespecteerd. Ook dient de bezetting beëindigd te worden en moet er een Palestijnse staat komen. De Palestijnse zaak is een wereldwijd symbool van bevrijding geworden.”
Bent u een soort Palestijnse Martin Luther King?
“Wist u dat Martin Luther King in sommige opzichten vergelijkbaar is met Johannes de Doper? Hij was degene die de weg bereidde, de voorbereider, niet degene die de vruchten plukte. Dat is, zonder twijfel, een cruciale rol. Ik heb veel respect voor Martin Luther King.”
En voor Malcolm X?
“Ik sympathiseer met zijn woede, maar ik ben meer geneigd om me aan te sluiten bij de principes van Martin Luther King.”
Wat kan België doen?
“Ik begrijp niet waarom België de Palestijnse staat nog steeds niet heeft erkend. De meeste Belgen sympathiseren met het Palestijnse volk… Dit is een morele kwestie. Ik roep België op om de Palestijnse staat officieel te erkennen.”
Verder lezen?
Log in op uw Tertio account en lees meteen verder
Nog geen account? Neem een digitaal abonnement en lees meteen verder.
Of maak een Tertio proefaccount aan en lees 1 maand gratis online!
Lees ook deze artikels...

“Jeruzalem ontgoochelt niet, maar de mens…”

“Nu de tijd kort, ben ik gulzig om te leven”
