Uitbarstingen van (volks)woede kunnen bezield zijn door de belofte tot de uitverkorenen te behoren. © Unsplash

Europa tussen aardse en hemelse waarden
Bepalend voor het christelijke Europa was het besef dat er niet alleen een wereldlijk bestaan is. Twee reacties daarop zijn mogelijk. Ofwel wendt men zich af van de wereld, in afwachting van het goddelijk rijk. Ofwel keert men zich gewelddadig tegen deze wereld, in een poging het goddelijk rijk hier op aarde te vestigen. Europa staat voor de taak om deze uitersten te vermijden.

De politieke leiders van de Europese Unie laten zich weinig aan geestelijk leven of spiritualiteit gelegen liggen. Ze richten zich vrijwel uitsluitend op economische groei, de stabiliteit van de euro, technologische vernieuwing, migratie, veiligheid en de plaats van Europa tussen de wereldmachten – op louter wereldlijke zaken dus. 

Europa vandaag ziet zich als deel van een profane, aardse geschiedenis en lijkt geen binding meer te hebben met een sacrale geschiedenis, een geschiedenis die verankerd ligt in geestelijk heil. De geest als pneuma, verlicht door een goddelijke vonk, is uit Europa geweken. De geest als psyche, een louter belanghebbend bewustzijn van de wereld, overheerst het geestelijke klimaat. De Europese geest lijkt nauwelijks met iets anders bezig te zijn dan met Europa als wereldlijke macht en als macht in deze wereld. Wat is hier nog heilig?

“Europa vandaag lijkt geen binding meer te hebben met een sacrale geschiedenis.”

Er is de goddelijke wijsheid en er is de wijsheid van de wereld, zo schreef Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs (Kor 1, 20-21). Paulus schetst twee gezichtspunten, twee wijzen om in het leven te staan, die elkaars tegengestelden zijn. Wat in de ogen van de een waardevol is, is voor de ander verderfelijk. Wat voor de een wijsheid is, is voor de ander dwaasheid. Deze tegenstelling zal later door de kerkvader Augustinus in zijn leer van de twee rijken worden uitgewerkt: een menselijk en aards rijk dat door wetten wordt bestuurd maar nooit diep doordringt in de menselijke ziel, en een goddelijk rijk dat door de liefde voor God en de medemens wordt bepaald. Niettemin liet Augustinus ruimte voor een zekere vermenging van beide, al ging hij niet zo ver als zijn tijdgenoot Eusebius van Caesarea. Die gaf het Romeinse Rijk, de voorloper van Europa en de wereldlijke beschermheer van het christendom, een rol in het goddelijk heilsplan. Het Heilige Roomse Rijk is daarmee geboren als een politieke orde die (mede) gewijd is aan het geestelijk heil.

“Het leven van veel mensen is ellendig. Ze verlangen naar een andere wereld.”

Paulus ontwikkelt een perspectief in een crisis die de Duits-Amerikaanse politiek filosoof Eric Voegelin (1901-1985) in zijn monumentale geschiedenis van het menselijk denken Order and History karakteriseert als the Ecumenic Age. Het besef ontluikt dat er een mensheid bestaat, de oikoumene; niet alleen maar stammen en volken die ieder voor zich leven op hun eigen plek met hun eigen goden. Een hoopvol besef, maar ook met diepe angsten. Het leven van veel mensen is ellendig. Ze verlangen naar een andere wereld, en zijn dus wantrouwig tegenover deze wereld, de kosmos.

Een nieuwe aarde
Griekse en Romeinse filosofen meenden nog dat de kosmopolis een nabootsing van de natuurwetten in de politieke gemeenschap kan zijn die uitstijgt boven de bestaande politieke ordes. Paulus en andere christelijke denkers zien een historisch perspectief. De kruisdood en de wederkomst van Christus plaatsen de mensheid in een apocalyptisch kader. Niet langer bestaan orde en wanorde naast elkaar, de zegeningen van de staat naast de ontberingen en slachtoffers van het politieke leven. Er ontstaat een tijdsordening waarin dit tranendal wordt afgelost door een nieuwe aarde en een nieuwe hemel.

Voorbereiding
Bepalend voor het christelijke Europa is dat de mens voorbij zijn aardse werkelijkheid wordt gewezen. Het onderscheid van Paulus is daarvan een eerste uitdrukking. De wijsheid van de wereld beantwoordt aan een menselijke geest in beslag genomen door het dagelijkse leven, het verwerven van een inkomen of zelfs rijkdom, de zorg voor het eigen leven en dat van anderen, en genot van allerlei aard. Het spirituele burgerschap neemt verschillende vormen aan, die onder meer Voegelin heeft beschreven. Wie de geest in dienst stelt van het eigen heil en van het heil in een andere wereld, bekommert zich weinig om dat tijdelijke aardse leven, dat slechts voorbereiding is op het burgerschap in Gods Rijk. De bron van dit geestelijke gezichtspunt blijft de diepe teleurstelling over het aardse leven.

Dat onvermogen met de wereld in het reine te komen kan zich er tegen keren. Uitbarstingen van (volks)woede kunnen bezield zijn door de belofte tot de uitverkorenen te behoren – het pneuma of de goddelijke vonk te bezitten. Dan voelt men zich verheven boven de mensen die nog gevangen zitten in hun lichaam en hun wereld, in hun psyche. De ‘betere’ mensen menen dan het recht te hebben de ‘lagere’ mensen een lesje te leren. 

“De politieke orde is een toestand tussen de goddelijke en wereldlijke wijsheid.”

Deze apocalyptische geest vermijden vergt een grote geestelijke inspanning. Voegelin maakt duidelijk dat het geestelijk leven gericht moet zijn op het uithouden van de spanning tussen dat agressieve streven en het zich afkeren van de wereld, om zo recht te doen aan de verschillende kanten van de werkelijkheid. Niet het een of het ander dus, maar beide tegelijk. Pas door deze inspanning is het mogelijk pneuma en psyche te verenigen, en de apocalyptische energie te steken in een behoedzame verbetering van de wereld, zonder naar volmaaktheid te streven. De geestrijke burger mag zich niet in zichzelf terugtrekken of zich vanuit de eigen ideeën op de wereld storten, maar moet een citoyen worden, een deelnemer aan het politieke leven, of zoals Voegelin dat noemt: een partner in het zijn.

Europese geest
Tegen deze achtergrond is Europa natuurlijk meer dan een politiek gegeven. De Europese geest is door het Romeinse Rijk als lichtend voorbeeld en vervolgens door het christendom als levens- en wereldbeschouwing gevormd. Als mengvorm van wereldlijke en geestelijke macht, staat en Kerk, regnum en sacerdotium, is Europa ook altijd een splijtzwam gebleken waarin de beide polen, secularisering en spiritualiteit, de andere kant ver van zich hielden, zich verzetten tegen vermenging, en liever de ene tegen de andere zijde uitspeelden. Maar als er een Europese geest bestaat, dan moet het ook zo zijn dat die politieke vormen aanneemt. Omgekeerd moet de politieke vereniging van Europa op heilige zaken teruggaan.

Alleen, geldt de goddelijke wijsheid waarover Paulus het heeft in zijn onderscheid met de wijsheid van de wereld wel voor politieke verbanden? Het christendom is hierover dubbelzinnig: afwijzing van een politieke theologie, maar tegelijk een theologisch gezichtspunt op politiek. De “dwaasheid van het kruis”, oftewel het geloof dat Christus zich voor het heil van de mensen heeft geofferd, is ook voor de politiek een krachtig symbool. Kijk maar naar de herdenking van en eerbied voor wie zich offerde voor het vaderland of voor onze vrijheid. De politieke orde is zo gezien een toestand tussen de goddelijke en wereldlijke wijsheid. Men moet leven binnen het krachtenveld van deze wereld, maar tegelijk uitzien naar het uiteindelijke doel (eschaton) van dit leven op aarde: de opstanding van de mensheid. Van eschatologie is sprake wanneer je meent deel te zijn van een grotere geschiedenis gericht op een ideaal, waarin je lichamelijk-geestelijke bestaan in deze wereld opgaat – met de mogelijkheid van een offer.

“Europa moet zich opnieuw uitvinden als beschaving, maar geen imperium worden.”

Niet alleen christenen verzetten zich tegen de overdracht van de offerdood van Jezus op het offer dat mensen brengen voor hun aardse heil. Het unieke karakter van de kruisdood mag niet teloorgaan, ook al bestaat er een sterke navolgingstraditie. We zien, zeker sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog, een neiging een werelds Europa te vestigen naar Frans model: een lekenstaat die de godsdienst en het geestelijk leven tot persoonlijke zaak verklaart. Dat is een Europa dat zijn geestelijke wortels verwaarloost of zelfs ronduit afwijst. De Franse filosoof Rémi Brague spreekt van een “neo-marcionistisch” Europa, naar de eerste stichter van een christelijke kerk, Marcion, die een volstrekte breuk met het judaïsme en het Oude Testament voorstond. Voor Brague is Europa groot geworden door zijn “Romeinse weg”: een cultuur die zich laaft aan de Joodse en Griekse, zogenaamd excentrische culturen.

“De Europese invloed in de wereld komt niet door hard optreden, maar door een andere aanpak.”

Beide bronnen waren “heilig”, in de zin van verheven en onaantastbaar, maar tegelijk niet dichtbij. Die afstand vereist dat de bron voortdurend opnieuw geraadpleegd en uitgelegd wordt, waardoor de eigen identiteit telkens opnieuw doordacht kan worden. Inmiddels weten we dat kerkbezoek en klassieke humaniora – en daarmee de voorwaarden van het raadplegen – aan het verdwijnen zijn. Terwijl Brague de indruk wekt dat de zaak nog niet verloren is, meent de Duitse cultuurfilosoof Peter Sloterdijk dat we afscheid moeten nemen van het Romeins-christelijke Europa en de translatio imperii, de overdracht van het Romeinse Rijk naar steeds volgende generaties in nieuwe vormen. Wanneer Europa ontwaakt uit de naoorlogse droom onder bescherming door de Verenigde Staten, wordt het niet wakker in een christelijke wereld.

Soft power
Europa moet zich opnieuw uitvinden als beschaving en op eigen benen staan. Daar loert echter het gevaar dat Europa zoals andere wereldmachten wordt: opnieuw een imperium. Sloterdijk ziet echter in het ontwakende Europa een verbondenheid met meer bezonnen geestelijke bronnen, die aan macht een humaan karakter geven: soft power. In deze vorm van macht schuilen toch geestelijke waarden als waarheid en rechtvaardigheid. De Europese invloed in de wereld komt niet door hard optreden en ten koste van alles de eigen wil doorzetten, maar door een andere aanpak. Europa moet blijven geloven in de mensheid en haar vermogen het beste uit mensen te halen. We hebben daarom nieuwe profeten nodig, een nieuwe mythe, een nieuwe ziel. 

Bio

Marin Terpstra is emeritus docent Politieke filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zijn publicaties zijn te volgen op marinterpstra.nl. Dit essay verscheen eerder op www.theologie.nl.

Boeiend artikel? Deel het dan met je vrienden via:

Verder lezen?

Log in op uw Tertio account en lees meteen verder

Nog geen account? Neem een digitaal abonnement en lees meteen verder.
Of maak een Tertio proefaccount aan en lees 1 maand gratis online!

Lees ook deze artikels...

Inloggen

Nog geen abonnee? Koop makkelijk en veilig uw abonnement.
Enkel digitaal lezen? Neem een digitaal abonnement.

Sluiten

Tertio nieuwsbrief

Interessant artikel? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en blijf zo op de hoogte van al onze nieuwste bijdragen, evenementen en aanbiedingen.