De jaren zestig en zeventig toonden nog een enorme dynamiek: christenen zochten naar een eigentijdse manier om over de grote geloofspunten te spreken. De polarisatie tussen nieuwe denkrichtingen en sterke conservatieve reflexen deed de West-Europese Kerk echter verzanden in interne conflicten. Geen van beide stromingen slaagde erin om een antwoord te bieden op de pijlsnelle neergang van de Kerk.
“In korte tijd werd de vanzelfsprekendheid van het christelijke geloof tot een keuze die tegen de tijdsgeest inging”
In korte tijd werd de vanzelfsprekendheid van het christelijke geloof tot een keuze die tegen de tijdsgeest inging. Daar waren christenen niet op voorbereid. Velen haakten af, niet zozeer uit overtuiging, maar omdat ze hun geloof niet langer als relevant ervoeren. Wie bleef, trok zich steeds meer terug in de marge en leek zich bijna te verontschuldigden voor zijn of haar geloof.
Om aanvaardbaar te blijven, werden gelovigen van langsom meer een waardengemeenschap in plaats van een geloofsgemeenschap. Die overgang is het gevolg van het verloren gaan van de symbolische dimensie van het geloof, ten voordele van het louter ethische. Wie kent niet de redenering dat je niet naar de mis hoeft te gaan om een goed christen te zijn? Dit welbekende argument bouwt verder op een proces waarin de inhoud en de expressie van het geloof minder belangrijk worden dan ‘goed handelen’.
Verdampt
Het goede doen toont de waarachtigheid van het geloof, dat is ongetwijfeld juist. Denk maar aan de verwijten van Jezus aan de Farizeeërs: zij belijden God met de mond, maar handelen er niet naar. In de vorige eeuw werd die ethische correctie terecht gemaakt.
“Om aanvaardbaar te blijven, werden gelovigen van langsom meer een waardengemeenschap in plaats van een geloofsgemeenschap.”
Tegelijk zorgde die evolutie ervoor dat de geloofsinhoud – zeg maar het credo – stilaan verdampt. De grote thema’s van het christelijk geloof – schepping, verlossing en verrijzenis – werden steeds ongemakkelijker. Dat onbehagen ging bovendien gepaard met een typisch Europese houding van zelfonderschatting. De unieke bijdrage van het christendom aan onze cultuur en aan onze opvattingen over humaniteit was daarvan de dupe.
Identiteitscrisis
Die zelfonderschatting, gecombineerd met een christendom dat afgeslankt werd tot medemenselijkheid en andere universele waarden, leidde tot een identiteitscrisis. Als veel christenen zelf niet meer weten waar hun geloof eigenlijk om draait, kunnen ze dat quasi onmogelijk nog uitdragen in de samenleving.
Opvallend genoeg valt die crisis samen met een tijd waarin jongeren snakken naar zingeving en houvast. Op de begrafenis van de Amerikaanse extreemrechtse politiek activist Charlie Kirk waren duizenden jongeren aanwezig, die luisterden naar christelijke boodschappen over verlossing, verrijzenis en vergeving.
Dichter bij huis vindt deze week in het Franse Nice het evenement 1000 raisons de croire plaats. Het project begon als een reeks magazines met een sterk apologetische insteek. Bedoeling is jongeren de rijke traditie van het christendom te laten ontdekken. Naar eigen zeggen willen de initiatiefnemers met het festival opnieuw de “essentiële vragen” centraal stellen: het bestaan van God, de christelijke identiteit en onze toekomst.
Specificiteit
Dergelijke fenomenen zijn niet onomstreden, zeker omdat ze soms gepaard gaan met nostalgie of nationalistische ondertonen. Het is dus nodig om er kritisch naar te kijken. Tegelijk mogen we ze niet zomaar afserveren. Verantwoordelijken van katholieke zorginstellingen, scholen en universiteiten stellen namelijk steeds vaker een essentiële vraag: wat is de specifieke inbreng van het christelijk geloof voor onze samenleving?
Hoe kunnen we die vandaag articuleren? Welke antwoorden bieden we als Kerk? Enkel vanuit een grondige zelfreflectie en met een krachtige inhoud kan een christelijk aanbod opnieuw geloofwaardigheid opbouwen en een gewaardeerde partner in het maatschappelijk debat worden.
Essentie
Dat is geen eenvoudige opdracht. Het is een gedeelde uitdaging voor bisschoppen, parochies, christelijke organisaties, universiteiten en gelovigen.
Wie alvast een krachtige aanzet heeft gegeven, is paus Franciscus. In zijn autobiografie pleit hij voor een nederige Kerk die tegelijk de vreugde en de kracht van het evangelie uitstraalt: “Als barmhartigheid Gods Naam is, dan is Hoop de naam die Hij ons heeft gegeven, de naam die onze diepste werkelijkheid en onze essentie reflecteert… Wij zijn allemaal Gods geliefde kinderen, voorbestemd tot grootste dingen, tot onverschrokken dromen.”
Meer opinies van
Johan Van der Vloet
